Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Reclamebelasting. Onder de term "openbare aankondigingen" dient te worden verstaan alle tot het publiek gerichte mededelingen welke erop zijn gericht de belangstelling van het publiek te trekken voor hetgeen wordt aangekondigd. De in geding zijnde muurschildering is geen openbare aankondiging. Het betreft hier een unieke, artistieke muurschildering.

Uitspraak



GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

elfde enkelvoudige belastingkamer

9 september 2005

nummer BK-04/01531

UITSPRAAK

op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van de ambtenaar, belast met de heffing van belastingen van de gemeente P (hierna: de Inspecteur), betreffende na te noemen aanslag.

1. aanslag en bezwaar

1.1. Aan belanghebbende is een aanslag in de reclamebelasting van de gemeente Rotterdam opgelegd voor het jaar 2003.

1.2. Het tegen de aanslag gerichte bezwaar van belanghebbende is door de Inspecteur bij de bestreden uitspraak afgewezen.

2. Loop van het geding

2.1. Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 273. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 8 juni 2005, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2.3. Het Hof heeft op 22 juni 2005 mondeling uitspraak gedaan. De voor partijen bestemde afschriften van het proces-verbaal van die uitspraak zijn op 4 juli 2005 ter post bezorgd. Blijkens mededeling van de griffier van de Hoge Raad van 29 juli 2005 is tegen de mondelinge uitspraak beroep in cassatie ingesteld.

3. De verordening

De raad van de gemeente P heeft in zijn openbare vergadering van 12 en 14 november 2002 vastgesteld de Verordening reclamebelasting 2003 (hierna: de Verordening). Blijkens de gedingstukken is de Verordening op de in artikel 139 van de Gemeentewet voorgeschreven wijze bekendgemaakt. De tekst van de Verordening en de daarbij behorende tarieventabel behoort tot de gedingstukken.

4. Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

4.1. Belanghebbende exploiteert een bedrijf dat op het terrein van bliksembeveiliging en ontstoringstechniek opereert. Het verricht tevens inspectie- en adviesdiensten. Belanghebbende heeft de beschikking over een pand aan de a-straat 1 te P. Dat pand is gesitueerd op het bedrijven/industrieterrein Q te R, een deelgemeente van de gemeente P (hierna: deelgemeente). Het bedrijventerrein grenst aan een vrij nieuwe woonwijk. Één zijkant van het pand bestaande voor een deel uit een betonnen muur van circa 6 bij circa 10 meter grenst direct aan een openbaar plantsoen.

4.2. Kort na de bouw, medio (. . .), is vanwege de gemeente gestart met het stedelijk project "(. . .)" met als kerntaak het industrieterrein een facelift te geven. Door een ad hoc projectgroep van de gemeente P werden destijds gesprekken gevoerd met de bedrijven op het bedrijventerrein Q. Het was de bedoeling te komen tot onder andere een beter ogend bedrijvenpark, alsmede tot een omgeving waar mensen zich veiliger zouden voelen. Meer groenvoorzieningen en minder trucs langs de weg waren zoal aspecten die daartoe zouden moeten bijdragen.

4.3. Naar aanleiding van de gevoerde gesprekken is het idee ontstaan even bedoelde zijmuur van een muurschildering te laten voorzien.

Het idee om de grauwe zijgevel op te sieren met een kleurrijk kunstwerk werd door de deelgemeente dan ook zeer toegejuicht.

De muurschildering was allereerst bedoeld als verfraaiing en had tevens de functie te voorkomen dat de desbetreffende muur zou worden gebruikt voor het aanbrengen van graffiti.

4.4. Bewust is destijds gekozen voor een afbeelding zonder naamsvermelding, zonder reclametekst en zonder logo en zonder afbeelding van enig product uit het leveringsprogramma van belanghebbende. Op die wijze is de muurschildering aangebracht.

In dat geval zou de muurschildering niet als reclame-uiting worden aangemerkt.

4.5. Aan belanghebbende is ter zake van de muurschildering een aanslag in de reclamebelasting voor het jaar 2003 opgelegd ten bedrage van € 992,14.

4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1. In geschil is het antwoord op de vraag of voor wat betreft de muurschildering sprake is van een openbare aankondiging die belastbaar is met reclamebelasting, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord.

4.2. Voor de standpunten van de partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen wordt verwezen naar de gedingstukken.

5. Conclusies van partijen

5.1. Het beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag met

€ 992,14.

5.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.

6. Overwegingen omtrent het geschil

6.1. Artikel 2 van de Verordening reclamebelasting 2003 luidt als volgt:

Ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg wordt een belasting geheven onder de naam "reclamebelasting".

6.2. Naar 's Hofs oordeel dient onder de term "openbare aankondigingen" te worden verstaan alle tot het publiek gerichte mededelingen welke erop zijn gericht de belangstelling van het publiek te trekken voor hetgeen wordt aangekondigd. De in geding zijnde muurschildering is geen openbare aankondiging in de zin van de Verordening.

Het betreft hier een unieke, artistieke muurschildering - welke overigens op instigatie van en met instemming van de deelgemeente ter verfraaiing, een en ander in het kader van het stedelijk project "( . . .)", van het industrieterrein tot stand is gebracht door een kunstenaar, - voorstellende een persoon, gesitueerd aan de oever van kennelijk de A, kijkend naar de skyline van P met in de lucht een bliksemschicht.

Hier komt bij dat belanghebbende onvoldoende weersproken heeft gesteld dat zij met het aanbrengen van de muurschildering enkel en alleen heeft beoogd haar bijdrage te leveren aan het veiliger, schoner maken van het industrieterrein Q in het kader van genoemd project. Dat deze bijdrage het oog van het publiek trekt, zodanig dat naar alle waarschijnlijkheid ook de eveneens op de zijmuur aangebrachte tekst "X sinds (. . .)" en "Bliksembeveiling ontstoringstechniek", welke tekst naar tussen partijen niet in geschil is terecht in de heffing van reclamebelasting is betrokken, wordt opgemerkt doet hier niet aan af.

6.3. Gelet op al het vorenoverwogene is het beroep gegrond.

7. Proceskosten en griffierecht

Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht . Het Hof stelt deze kosten, op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, in goede justitie vast op € 100 wegens reis- en verletkosten.

Voorts dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.

8. Beslissing

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep,

- vermindert de aanslag met € 992,14,

- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het beroep aan de zijde van belanghebbende gevallen, vastgesteld op € 100 aan reis- en verletkosten, onder aanwijzing van de gemeente Rotterdam als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en

- gelast de gemeente P het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 273 aan belanghebbende te vergoeden.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. Sanders, ter vervanging van de mondelinge uitspraak van 22 juni 2005.

(Van Duijvendijk)

(Sanders)

aangetekend aan

partijen verzonden:

Deze schriftelijke uitspraak is slechts een vervanging van de mondelinge uitspraak, waartegen al beroep in cassatie is ingesteld. Voor de Hoge Raad geldt deze schriftelijke uitspraak als de uitspraak waartegen dat beroep is ingesteld. Tegen deze schriftelijke uitspraak kan niet (opnieuw) beroep in cassatie worden ingesteld.

De partij die tegen de mondelinge uitspraak beroep in cassatie heeft ingesteld, kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze schriftelijke uitspraak de gronden van het eerder ingestelde beroep verstrekken of aanvullen. De brief moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

??

nummer BK-04/01531 blz. 5/5


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature